Kom alles te weten over de geologische historie over Drenthe. Ontdek de geschiedenis van de hunebedden. En waar in vredesnaam die gigantische rotsblokken vandaan kwamen.
★
★
★
★
★
★
Drenthe kwam door de ijstijden eruit te zien als een omgekeerd soepbord. Dit hoge gebied bezaaid met keien was ideaal om te verblijven maar slecht toegankelijke voor de mens. Het lag ingeklemd tussen de lagere moerassen en het veen. De geschiedenis leert ons dat het de mens het lang geleden al gelukt is er te komen, en zich daar te vestigen. Mensen gingen zich vestigen en zo begint de historie van de Hunebedden en de eerste boeren van Drenthe.
Andere (ijs)tijden - Geologische geschiedenis
Het landoppervlak van Europa is regelmatig bedekt met gletsjers en ijs. In deze poolwoestijn lag de gemiddelde temperatuur in juli rond de min 10 graden Celsius. Deze ijstijd — en eerdere ijstijden — hebben, voor zover we nu weten, zeker twintig keer plaatsgevonden. De eerste begon zo’n 2,3 miljoen jaar geleden, de laatste ongeveer 116.000 jaar terug. Tussen elke ijstijd door heerste een gematigder klimaat.
Van de voorlaatste ijstijd kunnen we in Drenthe nog duidelijke sporen terug vinden, zo ligt Drenthe bezaaid met grond- en gesteenten die hier naar toe geschoven zijn door de kruiende ijsbergen. Door deze druk verschillen,opstuwing, erosie en permafrost, zijn nu de vele en vaak ook subtiele hoogte verschillen in Drenthe nog te zien.
De bewegingen van de ijsmassa's en de druk onder het ijs, zorgde tijdens de ijstijd dat Hondsrug omhoog kwam.
De op één na laatste bedekking met ijs in Drenthe, vond plaats in een periode tussen 238.000 tot 126.000 jaar geleden.
Tijdens deze periode zijn ook de grote keien meegevoerd uit Scandinavische gebieden. Deze stenen zien we terug in de hunebedden. De Hondsrug, samen met nog wat andere kleinere vaak kaarsrechte ruggen, stammen ook uit de laatste fase van deze periode. Ze bevatten het gesteende wat door landijs is meegevoerd en loopt zo'n 70 kilometer, vanuit Groningen dwars door Drenthe heen. De gemiddelde hoogte is 20 meter boven NAP, met als hoogste punt 27 meter vlak bij Emmen.
Smeltend ijs op de Hondsrug
De opvolgende warme perioden hebben grote invloed gehad op de verplaatsing van het smelt water en de vele beken en rivieren. De beekdalen ten oosten van de rug zoals het Hunzedal vulden zich met smeltwater en werden rivieren van vele kilometers breed, ze schuurden het Hunze dal diep uit en braken soms door de rug, zo erodeerde sommige stukken van de Hondsrug weg. Ook heeft het vasthouden van alle neerslag in de vorm van ijs, invloed gehad op de waterstanden van de zee.
Van de laatste ijstijd van 11.700 jaar geleden, die ook wel het Weichselien genoemd wordt, weten we dat je naar Engeland kon wandelen. Het zuidelijke deel van de Noordzee stond namelijk helemaal droog. Dit alles dus zonder natte voeten te krijgen, maar ja, wel met bevroren tenen. Dit kwam niet alleen door de ophoping van ijs (en daarmee de verdwijning van water), maar ook door de druk van het ijs op het Scandinavische gebied. Volgens de informatie uit geologisch onderzoek, zakte de aardkorst daar honderden meters in, met als gevolg dat de gebieden aan de randen van het ijs omhoog gedrukt werden en boven het wateroppervlak kwam te liggen.
Daarna begon de temperatuur en daarmee ook de zeespiegel weer te stijgen. Deze relatief warme periode noemt men ook wel het holoceen en daar leven wij nu nog steeds in. Rivieren zoals de Rijn en Waal bewogen als rivieren delta's door het vlakke land en verplaatsen zich soms ook door Drenthe. Zo zijn er zijn afzettingen van rivier gesteente gevonden uit bijvoorbeeld het Eiffel gebied. Nederland zoals we het nu kennen is in deze periode gevormd. In de hoger liggende gebieden in Drenthe, is het vanaf die tijd geologisch gezien rustig gebleven in Drenthe. Vandaar ook wel terecht de naam Oer provincie. In het westen en noorden van Nederland was dat wel anders: De kust stroken hadden veel overstromingen door het stijgende water.
De kleine Geschiedenis van Drenthe boek.
Interessant boekje met 160 pagina's aan informatie over de geschiedenis van Drenthe.
In De kleine Geschiedenis van Drenthe wordt geschreven over de hunebedden, het veen en de middeleeuwse kerkjes. Maar ook staat er geschiedenis in over de TT en de Fietsvierdaagse!
Tussen 9000 en 7500 jaar geleden steeg de zeespiegel met wel 25 meter! Soms tot 2 meter per eeuw. Grote delen van West-Nederland kwamen onder water te staan of veranderden in waddengebieden. Achterliggende gebieden, zoals Drenthe, werden veengebieden door toestroom van kwelwater. Het landschap raakte begroeid met bossen. Groepjes jagers/verzamelaars trokken door Drenthe, op zoek naar rendieren, poolvossen en paarden.
Zo’n 6000 jaar geleden schoof de zee nog verder landinwaarts. De veengrens verschoof mee en trok dieper het land in. Toch lag de zeespiegel toen nog steeds zo’n 4,5 meter onder het huidige NAP. De stijging vertraagde langzaam. Getijdenbekkens slibden dicht en het IJsselmeergebied bestond toen vooral uit aparte Flevomeren. Alleen in het Waddengebied breidde het water zich nog verder uit. Rond 5000 jaar geleden was west- en noord-Nederland voor het grootste deel bedekt met veen. Behalve boven op de Hondsrug.
Boeren gemeenschappen hadden zich gevestigd in Drenthe. Op de zandgronden werd akkerbouw en veeteelt bedreven, bomen werden gekapt om huizen te bouwen.
Tip:
in het
Hunebed centrum hebben ze heel veel informatie over het trechterbekervolk en de hunebedden!
Het zakkende veenlandschap wordt ingepolderd
Zo’n 2000 jaar geleden werd de invloed van de mens duidelijker zichtbaar. In de Romeinse tijd werden de Flevomeren verbonden met de Waddenzee. Het zoute zeewater kreeg zo vrij spel en vulde de Zuiderzee. Mensen legden sloten aan om veen te ontwateren. Hierdoor zakten de droger wordende veengebieden onder zeeniveau. Zo ontstonden ook de zeearmen in Zeeland.
Rond 1200 jaar geleden had dit ontwateren en ontginnen een desastreus effect. Riviergebieden, Noord-Nederland en Zeeland veranderden in getijdegebieden en stonden regelmatig onder water. Drenthe bleef dit lange tijd bespaard. Wel ontstonden er de eerste dorpen en steden, zoals Coevorden — dat als droge doorgang diende tussen de natte veengebieden.
Door alle bedijkingen ontstond 500 jaar geleden het bekende polderlandschap. Ondertussen verdween het veen door afgraving, afslag en inklinking. Het cultuurlandschap was geboren. Inmiddels is er bijna geen stukje Nederland meer dat niet door mensen is aangepast of beheerd.
Ook de natuur in Drenthe is hierdoor veranderd. Ga je wandelen door het Bargerveen, zie je hoe we de natte veengebieden nu proberen te herstellen.
Hoewel mensenhanden het veen ooit ontgonnen en bossen kapten om te overleven, zijn het nu diezelfde handen die — met nieuwe kennis en inzichten — het veen weer terugbrengen en de bosrijke natuur in stand houden.